Weg met dat rode potlood in mijn hoofd!

Pas merkte ik het weer: ik werk in het onderwijs, maar ik ben niet de enige die last heeft van een rood potlood in mijn hoofd. Een interne agent die met een akelig snelle reactie snerpt: FOUT. En dan heb ik het over mijn reactie als Kim van vijf een van haar kostelijke taalgrappen maakt.

Aan alles merkt ze dan dat ik met mijn rode potlood loop te strepen, in gedachten. Taalvondsten van een peuter heten niet voor niets ‘prietpraat’. Het woord alleen al. Wat denigrerend.

Goede reacties op ‘prietpraat’

Een goede reactie zet een kind aan het denken. Dat is meegenomen. Want kinderen worden slimmer van denken. Kon je als ouder maar altijd alert zijn. Altijd ingaan op bedenksels van je kind. Niet alleen voelt je kind zich dan begrepen. Ook voorkom je dat je uit goede voornemens elk initiatief in de kiem smoort. Want dat is het probleem weer  met enthousiasme. Dat geeft (uitvergroot) de boodschap: je denkt en dat vind ik een megagrote uitzondering! En dat voor jouw leeftijd! Maar hoe reageer ik op prietpraat? Bijvoorbeeld als je kind bij een binnenplaats achter een traliehek roept: ‘Kijk! Dat is denk ik een afval-gevangenis!

Lees ook: waarom complimenten geven zo belangrijk is!

Tips voor omgaan met prietpraat

  1. Zorg dat je kind zich veilig voelt. Wees positief. ‘Dat is grappig!
  1. Neem je kind serieus. Vertel wat er dan zo grappig is. ‘Gelukkig maar dat die vuilniszakken niet kunnen ontsnappen!’
  1. Ga niet op ‘fouten’ in. Je kind volgt een heel logische gedachtegang. Vaak gaat het om ‘over de top’ generalisaties die horen bij het aanleren van een taal. ‘Ja hè, een ruimte met tralies is een gevangenis! Slim bedacht van jou!’
  1. Ga op de logica van je kind in en praat daar over door. Wat heeft er nog meer tralies? Hoe ziet een gevangenis eruit? Wie sluiten ze daar op?

prietpraat

Ruimte voor het open gesprek

Op school leren kinderen in groepen. Dat geeft hen sociale structuur mee. Maar ook sociaal gewenst gedrag. Gevoelige kinderen hebben al gauw door wat de bedoeling is. Juf of meester geeft een opdracht. Op school kun je niet zomaar aankomen met al je eigen bedenksels of invallen. Het eerste wat een kind daarom op school leert is wat een gepast antwoord is. Welke tekstsoort is er aan de orde? Niet die van het open gesprek! Het lesboek moet uit. Daarom passen gevoelige kinderen zich aan de groep aan. Dat is heel goed voor hun sociale vaardigheden, maar niet voor hun taalvaardigheid.

Thuis heb ik als opvoeder meer mogelijkheden om taalvaardigheden te ontwikkelen. Maar die zijn pas binnen bereik als ik stop met het rode potlood in mijn hoofd. Wanneer ik doorga met gepaste generalisaties afdwingen door mijn (non) verbale gedrag, gaan mijn kinderen door met passen en meten. Past dit bedenksel binnen de maat? Mag ik dit zeggen? Zal ik dit denken? Voor ik het weet denkt Kim in algemeenheden. School heeft vaak geen keuze door de groepsgrootte, maar als ouder kan ik kiezen tussen spellen of spelen. Of ik doe het het rode potlood in mijn hoofd weg of ik dood het open gesprek.

Tieners gaan heel speels om met hun interne rode potlood. Geweldig hoeveel taalafspraken tienjarigen onbewust kennen! Aan mijn tienjarige dochter Marit merk ik dat. Want met haar vrienden maakt ze grappen. Ze speelt met ongeschreven regels. Maakt filmpjes met algemeenheden als:

– een metalen hok gebruik je om iemand op te sluiten

– een (lampen)kap is voor de gezelligheid

Denkspelletjes

Dat voorval met Kim deed me denken aan Stomkopje. Dat spelletje heb ik uit een bieb-boek van onze tienjarige Marit. Het gaat over Diddie en Wammie uit Joke van Leeuwens kinderboek ´Dit boek heet anders´. Ze spelen het in de auto en dat gaat zo:

Wammie was spelleider en dus het stomkopje. Zij verzon steeds een grappige naam voor iets alledaags. Diddie en de anderen reageerden om de beurt met: ‘Nee stomkopje, dat is een…..’ Omdat ze onderweg waren, deden zich steeds nieuwe gekkigheden voor.

Hee wat een grappige schemerlampen midden op straat! Stomkopje, dat zijn lantaarnpalen!

Hee, die vrouw op de fiets heeft een eierwarmer op haar hoofd! Stomkopje, dat is een muts!

Hee, kleine gevangenisjes! Stomkopje, dat zijn fietsenstallingen!

Stomkop-roepers van tien voelen zich deze algemeenheden wel ontgroeid. Vol overgave schelden ze Stomkop! Maar omdat die overgeneralisaties toch grappig blijven, juichen ze het ‘Stomkopje’ wel toe. Stomkopje is als reactie net zomin als de betiteling prietpraat. Niet geschikt voor een ouder tegen een kind. Maar het spelletje geeft wel inspiratie.

Leren aanvoelen wat je in gezelschap zegt

Lachen om de muts van een fietser? Dat kan wel binnen de auto. Maar niet op gehoorafstand. Een mooie aanleiding om met kinderen te praten. Wat klinkt onaardig in gezelschap?

Contextualiseren

Schemerlampen op straat? Ja, en stel je voor, dan komen er allemaal mensen onder die lampen zitten om hun krantje te lezen!

Fietsgevangenissen? O ja en dan is mijn fiets zeker een wild dier, want die staat ook in zo’n kluisje.

Jargon aanleren

Je wilt niet dat jongeren kinderen zich dom voelen omdat ze jargon niet kunnen volgen. Maar striplezers zullen het door de Daltons of de Zware Jongens passief wel kennen. In reactie op ‘fietsgevangenissen’ kan een opvoeder bijvoorbeeld grappen: ‘Mijn fiets zit acht uur per dag vast.’ Of: ‘Hij wordt maar twee keer een half uur gelucht.’ Een bovenbouwer voelt zich in elk geval serieus genomen door zo’n reactie.

Zelf denken

Als ouder zijn we bevoorrecht. We kunnen persoonlijke aandacht geven. Op school is het handiger als een kind zich aanpast aan de klassikale opdracht. Daar zegt de docent in het slechtste geval: ‘Laat het denken maar aan mij over…’  Op school houden leerlingen zich dus automatisch aan het verwachte antwoord. Maar je kind wordt veel slimmer als het denkt. Dus, weg met dat rode potlood!


(c) Can Stock Photo

[ssba]

Comments are closed.

Posted in: Opvoeden

Auteur:

Kinderboekenschrijfster Claertje Frieke geniet van Utrecht, de stad waar ze met Fred en twee kano’s woont. Met Tim en Vera zijn ze vaak in andere steden om kunst te bewonderen. Als gezin woonden ze acht jaar in Afrika voor taalwerk. Vera en Tim kregen thuisonderwijs tot groep zeven. Claertje ontdekte de mogelijkheden van fantasie bij les in taalvaardigheden, check www.taalalseenjas.nl